De warmte van de zon

dd. juli 2023 – schrijfwedstrijd “thema strand”

De autodeur klap ik dicht. Mijn telefoon leg ik in het middenconsole van de auto en hef mijn hand op om de navigatie in te stellen.
Mijn vinger stopt voor het touchscreen. Eigenlijk weet ik niet zo goed waar ik heen moet. De afgelopen weken zijn intens geweest. In maart brak er volledige paniek uit in de wereld. Rutte stelde een intelligente lockdown in en de COVID-pandemie zette onze samenleving, zoals wij die kennen, letterlijk op slot.

Mijn vader kampte sinds afgelopen oktober met een hele andere uitdaging.
De diagnose asbestkanker zette zijn leven én dat van ons gezin en familie volledig op zijn kop. De grote shock, het verzamelen van kostbare tijd samen, de spanningen, het verdriet. Maar ook de hoop dat het wellicht nog wél goed zou komen.
Zijn laatste verjaardag op 21 maart vierde hij thuis met mijn moeder. Zonder familie en vrienden, want meer dan twéé mensen per bezoek was niet toegestaan.
Een week later werd hij opgenomen op de IC en na een week strijden vertelde de arts hem dat ook zijn laatste long het had opgegeven en ze niets meer voor hem konden doen.
‘Dan moet het ook niet meer te lang duren” had hij gezegd tegen de arts.

We werden één voor één uitgenodigd om afscheid te nemen, alleen mijn broer en zussen en mijn moeder dan. Partners en kleinkinderen mochten niet komen om afscheid te nemen, vanwege mogelijk COVID verspreiding op de afdeling.
“Geen gekke dingen gaan doen als ik er niet meer ben hé?” had hij gezegd.
“Nee pap, je weet toch dat ik sterk ben.” had ik geantwoord terwijl ik zijn hand vasthield en de tranen hevig van mijn wangen rolden. Opgelaten over wat ik tegen mijn vader wilde zeggen nu ik wist dat het de laatste keer zou zijn. Zelfs die zes maanden voorbereiding hadden niet bijgedragen om nu goed uit mijn woorden te komen.

’s Avonds om tien voor acht blies hij zijn laatste adem uit. Hij ging heel vredig, het was goed zo.
Mijn vader was pas vierenzeventig jaar en jong van geest. Hij had alles uit het leven gehaald wat er in zat.
Als elektrotechnisch arbeidsmigrant vanuit Duitsland hier komen wonen en een leven opgebouwd met de moeder van mijn broer en zus.
Duizenden kilometers gereden door Europa en Azië als internationaal vrachtwagenchauffeur en na ruim twintig jaar als buschauffeur had hij nu een kleine tien jaar van zijn pensioen en kleinkinderen kunnen genieten.
Hij was een tevreden man geweest die zijn laatste jaren sleet door morse code te leren, verre reizen te maken met mijn moeder en het motorrijden weer op te pakken met de koop van een Ducati sportmotor.

De volgende ochtend stond de uitvaartondernemer al op de stoep en met een paar uur slaap, als dat er al was geweest, moesten we beslissen welke rouwkaart we wilden maken.
Welke afbeelding, foto, rouwadvertentie ja of nee, welke muziek moet er gedraaid worden tijdens de dienst en wie worden er uitgenodigd.
Vanwege de COVID maatregelen konden er maar dertig mensen fysiek bij de uitvaart zijn. Andere vrienden en kennissen werden uitgenodigd online in te loggen.
Familie uit Duitsland was huiverig om te komen vanwege de vele besmettingen in Nederland.
Maar mijn oom en tantes hadden, mét speciale documenten en de rouwkaart, tóch de grens over kunnen komen.
Er was geen koffie of thee met gebak na de dienst, zelfs geen water.
De familie besloot op de parking buiten, elkaar toch maar een voorzichtige knuffel te geven.
Waarna de reis meteen weer huiswaarts ging.

Het is inmiddels eind april geworden en warm.
Hoewel het afgeraden wordt trekken veel mensen er, buiten, op uit. Nu visite uit den boze is en de winkels dicht zijn is het bos is een favoriete plek.
Mijn auto is mijn ‘safe space’ en voertuig naar vrijheid als het allemaal even teveel wordt. Gewoon een rondje rijden kan al heel ontspannend zijn. In tijden van stress gewoon een rondje rijden en kijken waar ik uitkom.
Maar nu is een beetje duiding wel op z’n plaats. Als iedereen naar het bos gaat dan ga ik wel naar het strand bedenk ik me. Heel ver durf ik niet te rijden omdat het eigenlijk niet de bedoeling is verder te gaan dan de eigen woonplaats. Ik zoom in op de landkaart en zie op niet al te verre afstand het Krabbendijke strandje staan. Ik klik erop en de navigatie stelt zich in, negentwintig minuten, dat kan nét, vind ik.
Onderweg bedenk ik me hoe de wind me vast wat verkoeling zal brengen, even uitwaaien en diepe halen frisse lucht opsnuiven.

Aangekomen op de parkeerplaats loop ik richting het strand. Mijn schoenen trek ik uit en het nog koude zand voel ik schuren onder mijn voetzolen. Dieper zinkend met iedere stap die ik zet geeft de weerstand van het zand gek genoeg ook een bepaald comfort. Het strand omhelst mijn voeten als het ware.
Ik loop richting het water en kijk omhoog naar de felgele bol die mij verwarmt met zijn zonnestralen en dán… voel ik het.

Mijn vader is niet meer bij ons op deze aarde, maar heeft zijn energie toegevoegd aan deze prachtige gasbol in het universum en iedere keer als ik naar boven kijk, zal ik zijn warmte voelen.
Ook, als ik de zon niet kan zien.